Menu

Gemäldegalerie Dachau

Auteurs: Heinz Puknus e.a.
Uitgever: Zweckverband Dachauer Galerien und Museen, Dachau, 1993
Pagina’s: 152, rijk geillustreerd met kleuren en zwart-wit afbeeldingen
Taal: Duits
Uitvoering: ingenaaid, 24-12,4 cm

Inleiding van Elisabeth Abress over de kunstenaarsstad Dachau in de 19e en 20e eeuw. In de eerst helft van de 19e eeuw trekt Johan Georg von Dillis naar Dachau vanwege het schilderachtige karakter van het stadje en diens omgeving. Velen zullen hem volgen. In de 2e helft van de 19e eeuw worden Adolf Lier en Wilhelm von Diez genoemd als belangrijke leraren in de Freilichtmalerei, het schilderen in de buitenlucht.
Tot de eerste wereldoorlog was het een trefpunt voor kunstenaars en cultuurliefhebbers. In de loop van de 20e eeuw tot nu toe zijn er steeds kunstenaars in Dachau, werkend in uiteenlopende stijlen.

Het boekje betreft de gezamenlijke collectie van de museumvereniging en de schilderijengalerie.
De catalogus van de verzameling bevat een korte beschrijving van meer dan 80 schilders met afbeeldingen van een of meerdere werken, op alfabetische volgorde van Fritz Baer tot Heinrich von Zügel. Met verwijzingen naar meer informatie over de getoonde werken. De verzameling bevat ook grafiek en enige beeldhouwwerken.

Het geeft een goed beeld van de verscheidenheid aan stijlen van kunstenaars die enige tijd in Dachau hebben gewerkt. Naast veel landschappen ook taferelen met bevallige dames, of met karakteristieke boeren of boerinnen, aan het werk of poserend. Een aantal schilders zijn in Parijs en Barbizon beïnvloed door Franse impressionisten. Zoals blijkt uit de zomerse taferelen met naakten in het bos, verwant aan “Le dejeuner sur l’herbe” (Leo Putz, Albert Weisgerber).
Ook enkele vrouwelijke kunstenaars, zoals Margarete von Kurowski en Maria Langer-Schöller. Bij de eerste valt een dromerige jugendstil op. Beiden tonen hier moeder en kind, met een heel eigen atmosfeer. Paula Wimmer schildert eerst impressionistische landschappen, later expressionistisch (‘entartete’) werk, zoals ‘circusarena’. Zij is medeoprichtster van de kunstenaarsgroep ‘Dachau’, na de oorlog ook van GEDOK (Gemeinschaft fur deutsche und österreichische Künstlerinnen). Ze was bijna vergeten, maar op haar 100e verjaardag werd haar ‘Leven en werk’ gepubliceerd.

Van invloed was de nabijgelegen kunstenaarsstad München. De Münchner Schule vertegenwoordigt schilders die in de eerste helft van de 19e eeuw aan het landschap een nieuwe betekenis gaven. Halverwege de 19e eeuw nam het belang van deze school toe, door de opening van het Glaspaleis, waar grote tentoonstellingen werden gehouden. Andere genres kwamen daar bij: dierschilderijen, historiestukken, portretten en stillevens.
Schilders van deze school die ook in Dachau vertegenwoordigd zijn: Ludwich Dill, Adolf Hölzer, Dietrich Langko, Adolf Lier, Christian Morgenstern, Eduard Schleich d A, Carl Spitzweg, Friedrich Voltz, Joseph Wenglein, Ludwich Willroider, Heinrich von Zügel, e.a.
Eind 19e- begin 20e eeuw is er een kunstenaarsvereniging in Dachau actief, Neu-Dachau. Opgericht door Adolf Holzer, Ludwich Dill, Arthur Langhammer. Deze schilders zochten meer vrijheid en exposeerden als groep in o.a. Berlijn.
De museumvereniging in Dachau werd opgericht door August Pfaltz, Hermann Stockmann en Hans von Hayek. In 1905 werd het Heimatmuseum geopend, daarna de Dachauer Gemäldegalerie(1908).

Achterin een beschrijving van de gebruikte kunsthistorische termen en kunstenaarsgroepen.