Menu

Schilders van den Veluwe-zoom (uitg.1943)

Auteurs: Johan Wesselink
Aantal pagina’s: 125
Illustraties: 52 zwart-wit van kunstwerken en een grafische illustratie na elk hoofdstuk.
Uitgeverij: A.Strengholt’s uitgeversmaatschappij NV, Amsterdam
Jaar: 1943
ISBN: 90-6235-031-3
Taal: Nederlands
Uitvoering: Hard kaft, gebonden.
Bijzonderheden:

door Johan Wesselink

De journalist Johan Wesselink beschrijft in hoofdstukken een groot aantal onderwerpen en kunstenaars. Eerst de geschiedenis van de Zuidzoom der Veluwe. Het behoud van de ondergang is te danken aan verenigingen zoals Natuurmonumenten, het Gelders Landschap, en de Vereniging ‘De Doorwerth’.
De eersten die aan de Zuidzoom vanaf 1841 een nieuwe tijd inluiden waren Frederik Hendrik Hendriks en Johannes Warnardus Bilders. Beiden hadden hun eigen opvattingen en leerlingen. Om Bilders heen ontstond een ‘schildersbent’ van wisselende samenstelling. Zij zochten hun inspiratie rond Wolfheze of Doorwerth, logerend in Oosterbeek. Koning Willen III behandelde Bilders als een vriend, waarover een anekdote.
Gerard Bilders, zijn zoon, maakte mooi werk, ook onder invloed van Anton Mauve en Willem Maris, leidde jaren aan tuberculose en stierf jong.

Hendrik A. van Ingen groeide op in Renkum en ontwikkelde zich heel bescheiden tot een fijnzinnig schilder, vooral van koeien.
Charles Dankmeijer, de spontane colorist. Komt met zijn gezin in 1896 in huize de Parre in Oosterbeek waar Bilders tot twee maal toe woonde. Beschrijving met anekdotes over hoe Charles gedreven te werk ging.
Jan Toorop, de schilder der staties in de kerk van St.Bernulphus in Oosterbeek. De dochter van de hotelier van ‘Schoonoord’ Miek Jansen stond model voor zijn devote figuren.
Vaarzon Morel, evenals Toorop een opvallende verschijning , tekende met vaardigheid vrolijke gezelschappen, kermissen, een zigeunermeisje.

Eind 19e eeuw verplaatste de belangstelling van jonge Haagse schilders zich naar Renkum, waar Theophile de Bock zich had gevestigd, die velen inspireerde. De vereniging Pictura Veluvensis werd opgericht. Aan deze artiestenkring namen ook beeldhouwer August Falise, schrijfster Daisy Junius en vele anderen deel. Kort hoofdstuk geweid aan stillevenschilder B.Arps en schilderes E. Peters, die men kan rekenen tot de Amsterdamse school. Xeno Munninckhoff ontwikkelde een eigen kleurrijker palet. Hij vestigde zich in Oosterbeek in het huis ‘de Heerdstede’. Dat werd een kunstenaarshuis, waar ook zijn vrouw Tilly schilderde.
Antoon Markus tekende al rondzwervend op vele plaatsen. In levensstijl en uiterlijk een ware bohemien. Zijn schilderstukken tonen ruime, wat sombere landschappen, vaak met hoge luchten.

De geschiedenis van Arnhem vanuit schilderoogpunt met aandacht voor de 17e eeuwse Jan van Goyen en Salomon van Ruysdael en ook de Arnhemse schilder Henryck Coster. In de 19e eeuw J.H.Geerlings, schilder van de Gele Rijers. Gert Stegeman, de schilder van de Sabelpoort, die het toneel op de markt weergaf, arme mensen en werkpaarden. Mevrouw Baukema-Philipse ging stil haar eigen weg in de stad en de natuur. J.H.E.Schilling maakte gebrandschilderde ramen voor kerken en raadhuizen.

Dan de ‘Schilders aan den Ijsselstroom’. Beschrijving van de bossen en landgoederen tussen Velp en Dieren, met de veronderstelling of Hobbema er geschilderd heeft.
Louis Apol voer naar de Ijszee, zocht de rust van de landgoederen en schilderde er winterlandschappen. Louis van Soest, ook schilder van de sneeuw, maar meer impressionistisch.
Theo Goedvriend kwam uit de onzalige bossen van de Steeg. In zijn eigen stijl schilderde hij de geheimzinnige bosbodem met zwammen, soms met slangen en hagedissen.
Tenslotte een hoofdstuk geweid aan Dick Ket, de meester van het zelfportret. Woonde in Bennekom, lijdend aan een hartziekte, werkte in stilte rustig voort aan portretten en stillevens.

Johan Wesselink beschrijft alles in bloemrijke taal. Vele kunstenaars en hun levensloop komen aan bod. Zijn bevindingen en anekdotes worden in recentere boeken benut en aangehaald.