Menu

Willem Maris, impressionist van de Haagse School

Auteurs: Joost Bergman, met een bijdrage van Nico de Reus
Aantal pagina’s: 144
Illustraties: velen in kleur en zwart-wit, in alle formaten naast en in de tekst
Uitgeverij: WBooks, Zwolle, 2012, i.s.m. Gemeentemuseum Den Haag
Jaar: 2012
ISBN: 978 90 400 7837 8, NUR 642
Taal: Nederlands
Uitvoering: Paperback, 29,5 – 23 cm
Bijzonderheden:

Joost Bergman maakt in deze uitgave duidelijk dat Willem Maris met recht ‘Impressionist van de Haagse School’ genoemd mag worden. Als jongste broer van Jacob en Matthijs werd hij steeds in combinatie met, of in de schaduw van hen beschreven, maar dat is ten onrechte. Hij verdient een eigen plek als schilder. In zijn weidse waterige landschappen is een omfloerse lichtval kenmerkend. Met kleine lichte veegjes op donkerder grijzige kleuren wordt alles met elkaar verbonden in een dromerige of mistige atmosfeer. Dieren spelen meestal een hoofdrol, vooral koeien maar ook andere dieren, ezels, ossen, veel eenden. Soms ook mensen, maar zij hebben dan een bijrol, zijn bezig met de dieren. Boerderijen of molens zijn ook opgenomen als onderdeel van een ruimtelijk geheel.

Een voorwoord van Benno Tempel, Directeur Gemeentemuseum Den Haag, waarin vermelding dat deze publicatie en de bijbehorende solo-tentoonstelling de eerste is na de dood van de schilder.

Een uitvoerige levensbeschrijving geordend in perioden.
Geboren in 1844 in Den Haag. Al vroeg wilde hij ook wat zijn broers deden, en als 12 jarige tekende hij al koeien. Dan was hij vroeg in de weide en ’s avonds op stal te vinden. Hij oefende zich op de lichaamsbouw van koeien, ook door het kopieëren van oude meesters zoals Paulis Potter in het Mauritshuis. Aan de Teekenacademie ontmoette hij Jan Vrolijk en Bernard Blommers, met wie hij op bleef trekken. Later ontmoette hij in Oosterbeek Anton Mauve, waarmee hij bevriend werd. Hij ging reizen, naar Noorwegen, zoals ook andere landschapsschilders deden, en logeerde bij zijn broer Jacob in Parijs en Antwerpen. Rond 1880 woonde hij een jaar op Rosenburg met o.a. Theophile de Bock. Gaf daar les aan Breitner en Marinus van der Maarel. Vanaf 1860 was hij lid van Pulchri en later ook bestuurslid. Deed mee aan belangrijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland, ook als jurylid. Vanaf 1900 woonde hij in een zelf ontworpen huis in Scheveningen, waar hij een eendenvijver in de tuin aanlegde. Vanwege zijn afnemende gezondheid kon hij daar in zijn tuin blijven schilderen. Toen hij stierf in 1910 had hij een grote bekendheid.

Met veel illustraties in de tekst, ook foto’s en tekeningen.
Bijlagen: beknopte biografie, bibliografie, lijst met tentoonstellingen, noten en lijst van tentoongestelde werken.

Achterin een aparte bijdrage van Nico de Reus: Nederlandse landschapsschilderkunst in de negentiende eeuw, nationale identiteit en het landschap. Hier krijgt de ideale pittoreske landschapsinterpretatie betekenis als symbool en onderdeel van een nationale identiteit.