Langs de Romeinse Limes: van Heveadorp naar Wageningen – deel 1
Pauline heeft als wandelaar bijgaande route beschreven, op de website van Pauline wandelt leest u meer informatie over haar en de beschreven routes van onder andere “De Limes”.
Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
Ter informatie: op de pagina De Rijn als noordelijke grens (“limes”) van het Romeinse Rijk staat een korte beschrijving van de omvang van het Romeinse Rijk rond het begin van onze jaartelling, de Rijn als noordelijke grens, de “Limes”, van dat Rijk en de toen aangelegde “Limesweg”. Ook wordt daar de langeafstandswandeling “Romeinse Limespad” beschreven, de basis voor dit reisverhaal. Deze wandelroute met een totale lengte van 275 kilometer voert langs de Romeinse Limesweg van Katwijk aan Zee naar Berg en Dal, dus langs de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, die hier gevormd wordt door de Rijn, zoals deze rivier oorspronkelijk stroomde: de Neder-Rijn tot aan Wijk bij Duurstede, de Kromme Rijn tot aan Utrecht en de Oude Rijn naar Katwijk aan Zee.
19 april 2021
Over een hoge stuwwal, langs een Middeleeuws kasteel en door weidse uiterwaarden
Dit reisverhaal gaat over Etappe 13 van het Romeinse Limespad: maar dan in omgekeerde volgorde, stroomafwaarts. De route is in grote lijnen gelijk aan de Etappes 8 en 9 van het Maarten van Rossumpad en combineert in overlappingen twee Klompenpaden: het Dorenweertsepad en het Nederrijnsepad. Het is een lange etappe van 19 kilometer – daarom heb ik over deze etappe twee reisverhalen geschreven. Hier volgt het eerste gedeelte: van “De Westerbouwing” tot aan de brug over de Neder-Rijn van de snelweg A50.
Op 14 april ben ik weer begonnen waar ik de laatste keer ben opgehouden: bij de uitspanning “De Westerbouwing” in Heveadorp, om vandaar naar het westen te lopen. Dit keer nam ik bij mijn coffee-to-go een appel-kaneelmuffin, die mij energie moest geven voor het omhoog- en weer omlaag gaan langs de stuwwal! Ik had dit gedeelte van het traject vanaf het viaduct van de A50 naar het oosten gelopen op een mooie namiddag in begin maart en vond de route over de stuwwal een voor Nederland pittig terrein! De tocht stroomafwaarts viel nu wel mee… Het natuurschoon onderweg maakt erg veel goed: eigenlijk steeds was er uitzicht op de Romeinse “limes“, de Neder-Rijn, ongeacht het weer – ook bij bewolkte hemel is het mooi.
Vanaf “De Westerbouwing” is het maar een kort tochtje naar Heveadorp, dat tot 2010 een buurtschap van Doorwerth was, maar nu de status van een “echt” dorp heeft. Het is vernoemd naar de rubberfabriek die van 1915 tot 1977 in het dal van de Seelbeek was gevestigd: een fabrieksdorp dus. “Hevea (brasiliensis)” is de Latijnse naam voor de rubberboom… Deze rubberfabriek die tot in de jaren 1960 met ups en downs succesvol was, fuseerde in 1962 met Vredestein. Toen deze later door het Amerikaanse autobandenfabrikant Goodrich werd overgenomen, bleken de bedrijfsresultaten zwaar tegen te vallen. Vredestein werd weer afgestoten, waarna de Nederlandse Staat ingreep (om de werkgelegenheid veilig te stellen). Een van de voorwaarden was dat de fabriek in Heveadorp gesloten zou worden en dat een nieuw fabriek gebouwd zou worden in het Renkumse beekdal (waarover later meer: de wandelroute komt ook door dat beekdal!). Sluiting vond plaats in 1977, waarna in het begin van de jaren 1980 de gebouwen gesloopt werden. Het talud waarop de fabriek had gestaan werd afgegraven en het gebied geschikt gemaakt voor woningbouw. Hiermee werd dit bijzondere landschap weer hersteld. Heveadorp: de steile helling aan de rechteroever van de Seelbeek in het licht van een middag in maartHeveadorp: één van de poeren van het vroegere hekwerk van de Hevea-rubberfabriek, met de Seelbeek in de diepte
In het dal van de Seelbeek, het gebied waar nu Heveadorp ligt, was al in de Romeinse tijd een handelsroute tussen Duitsland, Nijmegen en de Veluwe: er was op dat punt een doorwaadbare plek in de Neder-Rijn. Dit zou tot in de vroege Middeleeuwen zo blijven. In 839 werd de Seelbeek voor het eerst in een document genoemd: een overdracht van een hoeve. In 1700 viel het gebied toe aan Kasteel Doorwerth en vormde de Seelbeek de grens van de Heerlijkheid Doorwerth. De Seelbeek is geen lange beek: hij ontspringt in een bosje tussen Doorwerth en de noordzijde van Heveadorp, maar heeft wel een groot verval: op één kilometer lengte dertig meter! Een steile” bergbeek” dus…
In het dal was sinds 1903 een modelboerderij geweest: het “Huis ter Aa”. De eigenaar van het Landgoed Duno had het plan opgevat om op een zo schone en hygiënische manier melk te produceren. Hierdoor zouden besmettelijke ziekten, die toentertijd nog vaak via melk werden overgebracht, kunnen voorkomen. Het proces van pasteuriseren was al wel bekend, maar nog niet zo ingeburgerd. Hij liet daarom een grote modelboerderij bouwen, waar onderzoek werd gedaan naar de invloed van hygiëne op de kwaliteit van de melk. Om extra schoon water te krijgen werd het op zich al goede water uit de Seelbeek gefilterd in het waterfiltergebouw in de beek. Op het informatiebord bij dit gebouwtje staat een afbeelding van het enorme complex.
Het waterfiltergebouw is het enige gebouw dat nog resteert uit de tijd van de modelboerderij. Het is rond 1905 gebouwd en is inmiddels als gemeentelijk monument gerangschikt. Hier werd het water van de Seelbeek door grind en zand gezuiverd en verder stroomafwaarts opgeslagen in een grote ondergrondse opslagkelder. Het gezuiverde water werd gebruikt als drinkwater voor de koeien van de modelboerderij en om ze te wassen – zelfs hun staarten! Er werd wel eens spottend gezegd dat de koeien het beter hadden dan de werknemers… Het project van de modelboerderij bleek veel te ambitieus te zijn: in 1915 ging het bedrijf failliet. Daarna werd op die plaats de Heveafabriek gevestigd. Die maakte ook gebruik van het filtergebouw, maar het raakte toch in verval.
Het waterfilter was in de jaren 1980 al eens gerestaureerd, maar dat had niet veel geholpen. In 2010 heeft de Bekenstichting het initiatief genomen om dit voor Nederland unieke historische bouwwerk in oude staat terug te brengen. Toen in 2017 de financiering rond was kon men beginnen; een jaar later waren de werkzaamheden voltooid. Inmiddels is de omgeving van het waterfilter ook opgewaardeerd: op 14 december 2019 vond de feestelijke opening plaats. Behalve een insectenhotel, een waterspeelplaats en een informatiebord over de opzet van de modelboerderij “Huis Ter Aa” en het waterfilter zijn er nu naast het bruggetje in de beekbedding stapstenen aangebracht in de vorm van afdrukken van laarzen – een speelse verwijzing naar de Heveafabriek waar rubberlaarzen werden gemaakt!
Ik ben ook even langs een ander pad naar beneden gelopen om te kijken waar de Seelbeek onder de weg door in de rivier stroomt. Hier zou ook zo’n mooi smeedijzeren hekwerk moeten komen als bij de andere beken in de gemeente! Nu is het helaas een stelsel van kale, roestige buizen… Het beekje vindt zijn weg tussen groene oevers en onder een half scheefgezakte wilg die al begon uit te lopen – dat was dan weer wel een romantisch plaatje! Heveadorp: de Seelbeek kan via een bruggetje overgestoken worden, maar ook via stapstenen in de beek zelf!Heveadorp: zicht op de Seelbeek en het bakstenen waterfilter van de modelboerderij Huis Ter Aa uit het begin van de 20e eeuw
Heveadorp: zicht op de inlaat van het waterfilter uit het begin van de 20 eeuw voor water uit de SeelbeekHeveadorp: zicht op de monding van de Seelbeek in de Neder-Rijn
Vanaf de oversteek over de Seelbeek komt men in het eigenlijke dorp met de karakteristieke huizen ineen mengvorm van de Engelse Cottage-stijl en de stijl van de Amsterdamse School met de rieten daken, die in 1915 zijn gebouwd voor de werknemers van de net daar gestichte Heveafabriek. Het had niet veel gescheeld of de huizen hadden gesloopt moeten worden vanwege langdurige verwaarlozing door de toenmalige eigenaar Vredestein… Toen deze in het begin van de jaren 1980 probeerde om door het wegnemen van de trappen de huizen onbewoonbaar te maken kwamen de inwoners in opstand: ze plaatsten de trappen terug en kraakten de woningen in een poging om de afbraak te voorkomen! In 1985 heeft een woningstichting de huizen gekocht, gerenoveerd en in de sociale huursector verhuurd.
Vanuit de Beeklaan gaat de Dunolaan steil omhoog tegen de andere helling van het beekdal naar het Landgoed Duno. Bovenaan is er de mogelijkheid om rechtdoor te lopen naar de oprijlaan van het voormalige landhuis, maar er is ook nog een ander interessant punt in het landschap. Dit ligt op de rand van de stuwwal: het is de “Hunneschans” die sinds 1967 een rijksmonument is dat in het register op een wat droge manier wordt omschreven als: “Terrein waarin vroegmiddeleeuwse versterking met aarden wal en gracht. Datering: Karolingisch (plm. 1000).” Bij onderzoekingen zijn in de wal resten van palissaden gevonden en in het burchtplein paalgaten van een gebouw. De Hunneschans is een halfopen, ovale constructie van ca. 90 x 40 meter, met aan drie zijden wallen. Vanuit de lucht valt vooral de omvang op! De kant van de Neder-Rijn was (en is) heel steil, daar was geen wal nodig. De schans was waarschijnlijk bedoeld als een versterkte vesting op de stuwwal om ijzer op te slaan, destijds een kostbaar goed. In die tijd werd op de Veluwe veel ijzer geproduceerd (uit ijzeroer of klapperstenen, gewonnen in ovens van leem). Van dit halffabricaat, een ijzer-koolstoflegering, werden messen en zwaarden gesmeed. Nu valt vooral het mooie uitzicht over de rivier en de Betuwe op, maar de locatie was toen van groot strategisch belang: de controle over de scheepvaart en de doorwaadbare plek onder aan de stuwwal!
Heveadorp: de aarden wal rond de “Hunneschans”, een ringwalburcht uit de 10e eeuw, is best hoogHeveadorp: aan de buitenkant van de aarden wal rond de 10e eeuwse ringwalburcht “Hunneschans” bevindt zich een droge gracht
Er is hier een aanknopingspunt met de Romeinen. Dat is de “Schat van Heveadorp“, die eigenlijk aan de Drielse kant is gevonden: daar zijn in 1895 bij baggerwerkzaamheden zo’n 200 bronzen voorwerpen gevonden, waarvan er vele ook verzilverd waren. Zij stammen uit het midden van de eerste eeuw na Chr. Men vermoedt dat zij tijdens de Bataafse Opstand van het jaar 69 zijn buitgemaakt, toen een grote groep Batavieren zich gewapend verzette tegen de Romeinen die in hun ogen onredelijke eisen aan hen stelden. Het verzet werd in 70 gebroken, waarna de Romeinen bij het huidige Nijmegen een legioensplaats stichtten om de streek beter te kunnen controleren. De schat wordt nu bewaard in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Vlak bij de “Hunneschans” begint he Landgoed “Duno”, wat een verbastering is van “Duinoog”. Een sierlijke smeedijzeren boog tussen twee hoge pilaren met stenen open vazen boven op vormt de toegangspoort tot de oprijlaan, die omzoomd wordt door imposante rond gesnoeide taxusbomen, die als decor dienen voor grote azalea’s in vele kleuren, die begin maart natuurlijk nog niet bloeiden, maar waar de dikker wordende bloemknoppen al zichtbaar waren. Later in het voorjaar is hier een oogverblindend kleurspektakel te zien dat ook landelijke bekendheid geniet (net als in het Belmonte Arboretum op de Wageningse Berg, waar ik later op deze tocht ook nog zou komen). Heveadorp: indrukwekkende toegangspoort met smeedijzeren boog tot de oprijlaan van Landgoed DunoHeveadorp: zicht op de oprijlaan van het Landgoed Duno met de azalea’s en de toegangspoort in de verte
Heveadorp: close-up van de al dikker wordende knoppen van een (gele) azalea in de oprijlaan van Landgoed DunoHeveadorp: zicht op de achterzijde van de hoge, geschoren taxusbomen langs de oprijlaan naar Landgoed Duno
Aan het einde van de oprijlaan komt men op het Duno-plateau, waar geen bebouwing meer is na de verwoestingen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen bij geallieerde artilleriebeschietingen vanuit de Betuwe het landhuis, zoals zovele gebouwen op de stuwwal, in puin geschoten werd. Een gedeelte van het sierlijke hekwerk langs de steile helling staat er nog (of weer). Vandaaruit heeft men een prachtig uitzicht over de in 2016 aangelegde Heveahaven (voor de pleziervaart) in het vaarwater naar de sluis, het eiland tussen de sluis en de stuw en in de verte de rivier. Veel verder kon ik begin maart niet kijken: het zicht was nogal melkachtig…
Hoewel het oorspronkelijke Huis Duno in 1790 werd gebouwd als particulier huis, werd het al snel (1801) een herberg. Nadat het landgoed meerdere malen in andere handen was overgegaan, o.a. aan de exploitant van de modelboerderij “Huis ter Aa”, werd het in 1932 door de laatste particuliere eigenaar aan Geldersch Landschap en Kasteelen vermaakt, die het landhuis aanvankelijk als hotel liet exploiteren. Na de Tweede Wereldoorlog is het verwoeste huis niet meer opgebouwd. Ook het park had zwaar geleden: vele oude bomen waren kapotgeschoten. Gelukkig hebben vele fraaie exemplaren de strijd toch overleefd.
In de loop van de jaren is er veel geïnvesteerd in het onderhoud van het park en de natuur op de stuwwal. Zo is er eind maart 2018 een officieel ontvangst geweest ter gelegenheid van de afronding van enkele projecten op de stuwwal bij Heveadorp, zoals het aanpassen van de oprijlaan naar het Duno-plateau (nieuwe inplant van azalea’s), het zichtbaar maken van de omtrekken van het vroegere Huis Duno en het herplaatsen van het hekwerk bij de steile helling (gemaakt naar voorbeelden van teruggevonden delen van het oorspronkelijke hekwerk). Later zou ik nog langs de eveneens aangepakte Duno-brug en het Cascadedal komen. Als eerbetoon voor zijn langjarige inzet voor het natuurschoon in de Provincie Gelderland werd aan de Commissaris van de Koning, Clemens Cornielje, een halfronde zitbank van donker graniet aangeboden, met de gezandstraalde tekst “Panorama Cornielje” van waaraf men, gezeten op een houten spijlenzitting van inlands hardhout, de Robinia pseudoacacia, een prachtig uitzicht heeft op de Neder-Rijn en het achterliggende laagland van de Betuwe. Het is mooi om te zien dat hier een goed evenwicht is tussen “aangeharkt” landschap, behoud van historische elementen en natuurbeheer. Het uitzicht hier heeft iets magisch: die beleving is blijkbaar van alle tijden…
Heveadorp: op het Duno-plateau liggen nog onderdelen van een hardstenen zitbank, niet ver van de voer van de vroegere theekoepelHeveadorp: op de rand van de stuwwal stond vroeger een theekoepel die bij het Landhuis Duno hoorde – de vloer met mozaïek ligt er nog
Heveadorp: aan de oostzijde van het Duno-plateau staan enkele oude en indrukwekkende inlandse eiken in het licht van de namiddagHeveadorp: ook anno 2021 is het uitzicht vanaf het Duno-plateau schitterend, zeker zittend op deze halfronde bank, “het Panorama Cornielje”
Op het Duno-plateau kan men de uitgestippelde route van Etappe 13 van het Romeinse Limespad volgen, maar soms loont eigenwijs-zijn… Gaat men niet naar het westen, de steile helling af over een bospad met echte haarspeldbochtjes, maar naar het noorden, dan komt men op een kruispunt van wegen over het landgoed. Er staat een fraaie oude ANWB-wegwijzer zoals die vanaf de 1930er jaren overal in Nederland geplaatst werden. Op deze wegwijzer wordt o.a. naar de Italiaanseweg verwezen: deze met bakstenen verharde weg is in 1848 door een van de vorige eigenaren van Kasteel Doorwerth, Baron van Brakell, aangelegd, nadat hij geïnspireerd was geraakt van een dergelijke weg tijdens een reis naar Italië. Hiermee had het Kasteel een directe verbinding met station Wolfheze! De weg kronkelt in bochten (met twee haarspeldbochten!) de steile helling af en heeft nog steeds niets van zijn buitenlandse “flair” verloren! In het bos waar de weg doorheen loopt, staan beuken van meer dan 250 jaar oud: de weg is rond deze oude bomen aangelegd.Heveadorp: ten noorden van het Duno-plateau staat een oude ANWB-wegwijzer op een kruispunt van wegen over het Landgoed DunoHeveadorp: de beuken op het Landgoed Duno beginnen half april al in het blad te komen!
Niet ver vanaf de wegwijzer leidt de weg langs een open vlakte met zicht bergaf op een merkwaardig bouwsel, een “folly” in dit geval de Duno-brug… Dergelijke bouwsels waren altijd al erg populair bij eigenaren van landgoederen en buitenplaatsen. Deze – zoals de naam folly, gekkigheid, al aangeeft – in wezen zinloze constructie is in het begin van de 20e eeuw gebouwd en bekleed met zwerfkeien die tijdens de voorlaatste IJstijd met de gletsjers zijn meegevoerd. Aan de zuidzijde is in witte stenen de naam “Duno” aangebracht, maar het valt wel op dat de “n” in spiegelbeeld staat! Toch geeft deze brug wel iets speels aan het landschap! Ook dit onderdeel van het landgoed is in de jaren vóór 2018 gerestaureerd.
Gaat men onder de “brug” door de helling van de stuwwal af, komt men onderaan uit bij de Fonteinallee, waar een groot en mooi vormgegeven bord staat met informatie over het Cascadedal en het wandelpad, dat feitelijk onderdeel is van het Klompenpad Dorenweertsepad – en niet van het Romeinse Limespad… Op het bord staat ook dat een bron vroeger ook wel een “fonteijn” genoemd werd: vandaar de naam “Fonteinallee”! De betonleverancier stelt dat het betonnen reliëf aan het begin van het pad als het ware een mini-stuwwal is: het geeft een beeld van het werkelijk hoogteverloop in het landschap. dat voegt wel wat toe aan de beeldvorming!
Toen ik de laatste keer de route van Etappe 13 van het Romeinse Limespad wel netjes volgde kwam ik bij twee trapvormige watervallen in de daar gegraven Dunobeek: de cascades. In het begin van de 20 eeuw is dit onderdeel aangelegd; in 2018 was de laatste restauratie afgerond. De rotsformaties zijn gemaakt van “cementrustiek“, wat oneerbiedig uitgedrukt: gewoon kippengaas bekleed met cement, een materiaal dat tussen 1870 en de eerste decennia van de 20e eeuw erg populair was. Het Cascadedal was, en is nog steeds, een dal in de romantische stijl, met watervallen en vijvers tussen de steil oplopende hellingen. Er zijn doorkijkjes ontstaan door slim te kappen in de bossen, o.a. vanaf de boven in het dal uit natuursteen opgebouwde brug. Hier wordt het water over rotsen en door kronkelende gootjes uit cement geleid tot in drie vijvers, met als onderste de zogenaamde Helkolk aan de Fonteinallee. Toen ik er was, zag ik geen klaterende watervallen, maar het was toch wel interessant om te zien hoe groot het hoogteverschil was! Het pad liep met het dal mee – een mooie balustrade voorkomt een valpartij op de rosten… Ook dit gedeelte van de stuwwal doet erg on-Nederlands aan!
Doorwerth: zicht vanaf halverwege de Cascade van de Dunobeek naar het begin boven aan de stuwwalDoorwerth: zicht vanaf halverwege de Cascade van de Dunobeek naar de tweede vijver vóór de uitstroom in de Helkolk
Niemand weet precies waarom deze waterplas “Helkolk” heet, maar het is een mooie waterpartij met oude beuken, waarvan de takken tot bijna in het water reiken. Hier komt de Dunobeek samen met de Beek langs de Fonteinallee. Er loopt ook een pad aan de stuwwalzijde – op sommige drassige plekken over een vlonder.
Het begon half april al echt wat voorjaarsachtig te worden: niet alleen begonnen op vochtige plekken langs de Beek langs de Fonteinallee en de vijvers varens hun bladeren te ontrollen, maar tot mijn vreugde stond de berm tussen de Helkolk en de weg naar het stuwencomplex van Driel ook nog eens vol van uitbundig wit bloeiende bosanemonen (Anemone nemorosa)! Daar staat dit gebied ook om bekend. Later zou ik bij Kasteel Doorwerth dat vlakbij ligt ook grote velden met Holwortel (Corydalis cava, syn. Corydalis bulbosa), een vroegbloeiende papaversoort tegenkomen. Het is een zogenaamde stinzenplant, die vroeger vaak bij buitenplaatsen en landgoederen werd aangeplant. Tot nu toe kende ik alleen maar de roodpaarsbloeiende variant, maar hier zag ik ook witte bloemen! Per standplaats schijnt één kleur te overheersen. Het moet bij “kijken met de ogen” blijven: de plant zelf is zwak giftig, maar de knol (die hol is, vandaar de naam) is sterk giftig… Doorwerth: langs de oever van een van de vijvers aan de Fonteinallee beginnen varens zich te ontrollen – voorjaar!Doorwerth: langs de oever van de Beek langs de Fonteinallee bloeien de bosanemonen (Anemone nemorosa) uitbundig!
Toen ik van de route van het Romeinse Limespad was afgeweken en het Dorenweertsepad volgde leidde mij dat door de uiterwaarden langs het stuwen- en sluizencomplex van Driel. Daar werd op een groot bord trots aangekondigd dat de renovatie van “De Kraan van Nederland” was afgerond. Het complex bij Driel ligt het meest stroomopwaarts van het gehele “Stuwensemble Neder-Rijn en Lek” en juist hier wordt gezorgd dat het water dat via de Rijn ons land binnenkomt goed verdeeld wordt over de Neder-Rijn, de IJssel en de Waal, zodat het grootste reservoir aan zoetwater in Nederland, het IJsselmeer, op peil blijft. Dit werd ook schematisch aangegeven op een informatiebord.
Op een ander informatiepaneel staat veel over de achtergronden van dit waterstaatkundig werk. In 1958 is Rijkswaterstaat begonnen met het aanleggen van een stuwensemble in de Neder-Rijn, bestaande uit drie stuwen, met als doel om de waterhuishouding van Noord-Nederland te verbeteren en de bevaarbaarheid van de rivier te waarborgen. In 1960 werd als eerste het stuw- en sluiscomplex bij Hagestein geopend (dat eigenlijk in de voortzetting van de Neder-Rijn, in de Lek ligt). In 1965 volgde het tweede complex bij Amerongen en in 1970 het derde complex bij Driel. Alle drie waterwerken zijn identiek en werden ontworpen door de Nederlandse architect Wouter Hamdorff (1890-1965), die bekend was om zijn functionele ontwerpen. Karakteristiek voor deze stuwen zijn de vizierschuiven: dit zijn boogvormige staalconstructies van ongeveer 200 ton die in het water hangen. De schuiven worden door kabels geheven. De manier van bewegen van de schuif doet denken aan de klep voor het oogvizier van een oude ridderhelm. Als de rivier veel water voert (zo’n 75 dagen per jaar in Driel, 45 dagen bij Amerongen en 25 dagen in Hagestein) worden de bogen van de stuw omhoog getrokken. Dan kunnen de schepen doorvaren zonder dat ze de schutsluis hoeven te gebruiken. Ook de blokvormige inmiddels weer witgepleisterde torens steken hier duidelijk af tegen het lage land van de Betuwe. Toen ik daar begin maart liep, waren de vizierschuiven afgezonken in de rivier en waren alleen de witte torens met hun rode lichten te zien.
Bij de grootscheepse renovatie van het stuwensemble is technisch veel verbeterd. Voor de bezoekers is het nu jammer genoeg niet meer mogelijk om over de sluisdeuren naar het stuweiland te lopen: sinds de renovatie wordt de sluis op afstand bediend vanuit een nieuwe bedieningscentrale in Amerongen en is direct toezicht niet meer mogelijk. Een paar jaar geleden heb ik dat nog wel gedaan: op die manier kon je heel dicht bij de stuwbogen komen – een indrukwekkend gezicht!
Verder stroomafwaarts gaat het pad over een laag dijkje in de uiterwaarden. In de zomer loopt hier vee, zodat er hier en daar houten overstapjes over het prikkel- of schrikdraad zijn gemaakt. Bij het einde van de Veerweg die vanaf het Kasteel naar de rivier gaat, stond zomaar een houten stoel uitnodigend in het maartse zonnetje! Doorwerth: in de uiterwaarden tussen het stuw- en sluiscomplex van Driel en het Kasteel Doorwerth zijn houten overstappen gemaakt in de weilanden Doorwerth: in de uiterwaarden aan het einde van de Veerweg vanaf Kasteel Doorwerth nodigt een houten stoel uit tot een pauze!
Op een groot bord werd aangegeven dat hier sinds 2014 “Ruimte voor de Rivier” is gemaakt. Bij deze grootschalige operatie heeft men na de zware hoogwateroverlast in 1995 besloten om voorzieningen rond de grote rivieren te treffen, zodat het water zich beter over de gebieden langs de rivieren kan verdelen en dat daarmee de risico’s van overstromingen zouden kunnen verminderen. Dit betekende wel een trendbreuk: men ging over van dijkverbetering naar rivierverruiming… Een schematische weergave van de situatie tot 2014 toonde de impact van hoogwater aan: de tekst “De Neder-Rijn zat bij hoogwater in een keurslijf” was ook duidelijk. Een tweede afbeelding liet zien hoe de nieuwe situatie rond de steenfabriek zou zijn. Inmiddels zijn die werkzaamheden al een paar jaar geleden afgerond, zodat het landschap nu weer wat tot rust gekomen is. Bij het recente hoogwater hebben de ingrepen hun nut bewezen!
Vanaf de rivier naar het Kasteel Doorwerth is in het landschap een verhoogd patroon te zien: het is een terp. Hier heeft tot in de 18e eeuw een boerderij gestaan. De grenzen van dit oude erf worden nog steeds aangegeven door brede sloten en meidoornhagen. Het is wel een idyllisch uitzicht op Kasteel Doorwerth en heel in de verte weer de stuwwal !
Maar dan Kasteel Doorwerth zelf! Het oudste gedeelte van dit rijksmonument, de vierkante woontoren in de noordoosthoek van het complex, is gebouwd in de 13e eeuw: in 1260 of 1280. Het was toen al een waterburcht. Het gebouw is door de eeuwen (vooral in de 15e eeuw) heen steeds verder uitgebreid door verschillende eigenaren, die er maar zelden verbleven: dit zou een reden kunnen zijn dat “Doorwerth” nog zo’n middeleeuws aandoend uiterlijk heeft. De geschiedenis zou er eentje worden van een opeenvolging van verbouwen en verwaarlozen…. Zijn huidige uiterlijk dankt het kasteel aan de verbouwingen uit 1560. In 1847 werd het kasteel verkocht aan Baron van Brakell, die het vervallen kasteel herstelde en er zelf ging wonen. Daarna kocht in 1907 de eigenaar van de modelboerderij “Huis ter Aa” het kasteel, maar het was hem uiteindelijk alleen te doen om de gronden in de uiterwaarden voor de koeien – en weer raakte het kasteel in verval. Een daarvoor opgerichte vereniging heeft het kasteel in 1919 gekocht. De initiatiefnemer was F.A. Hoefer (1850–1938), een militair en historicus, die vanuit beide invalshoeken musea oprichtte: het Legermuseum dat aanvankelijk in Kasteel Doorwerth en later in Delft ondergebracht was (voordat het opging in het Nationaal Militair Museum te Soesterberg), maar ook het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Een plaquette op de muur van het oudste gedeelte van het kasteel herinnert aan hem. Het was de Slag om Arnhem van september 1944 die grote verwoestingen toebracht aan het kasteel, dat na een restauratie van 37 jaar weer in oude glorie herrees. In de jaren 1950 nam Geldersche Kasteelen het beheer over van de vereniging die het kasteel in 1919 had gekocht. Nu zijn er o.a. het Museum Veluwezoom over de geschiedenis van de kolonie van kunstschilders, de Oosterbeekse School en de kunststromingen daarna, en het Nederlands Jachtmuseum gevestigd. De pronkvertrekken van het kasteel zelf zijn ook te bezichtigen.
Een ander bijzonder onderdeel van het kasteel is de moestuin die nu gerund wordt door vrijwilligers. Vanaf de 17e eeuw, toen er een dijk om het kasteel werd aangelegd, voorzag die moestuin de bewoners van groente en fruit. Hij is alweer een paar jaar geleden gerestaureerd en weer ingericht als een 17e eeuwse formele tuin in de stijl van rond 1650: het Hollands Classisisme. Daarbij werd de tuin ingedeeld in vierkanten en beplant met groenten, kruiden en kleinfruit. Ook waren er bloemen, want de tuin had tevens een sierfunctie. In begin maart waren alleen de contouren te zien, kleur en fleur ontbraken nog.
Al van kinds af aan ben ik bij het Kasteel –geweest – zeker ook toen het eerste Airbornemuseum nog in een zijvleugel van het poortgebouw gevestigd was. Nu is het Airbornemuseum over de Slag om Arnhem al sinds 1978 gevestigd in het hoofdkwartier van de Britse First Airborne Divison in september 1944, het toenmalige Hotel Hartenstein in Oosterbeek – dat beslist een bezoek waard is! Nu is het de plaats waar het kasteelcafé “De Zalmen” is gevestigd: hier worden gerechten geserveerd die bereid zijn met wat de kasteelmoestuin levert! Het is altijd weer een avontuur om over die ophaalbrug te lopen en dat indrukwekkende poortgebouw uit de 15e eeuw binnen te gaan: je voelt als het ware hoe de geschiedenis op je neerkijkt… Ook de weerspiegeling van de dikke kasteelmuren in het water van de gracht is bijzonder. In een van de nog jonge kweepeerbomen die langs de gracht in het talud groeien hangen nog de nu zwart geworden vruchten van het vorig jaar! Doorwerth: de toegangspoort tot de voorburcht met de ophaalbrug van Kasteel Doorwerth dateert uit de 15e eeuwDoorwerth: aan de slotgracht bij de ophaalbrug en de toegangspoort tot Kasteel Doorwerth groeit een jonge kweepeerboom – de vruchten van vorig jaar hangen nog aan de takken
Een andere bijzonderheid op het binnenplein van het kasteel is de oeroude boom, een Valse acacia, de Robinia pseudoacacia, die mede door de beschadigingen tijdens en na de Slag om Arnhem nu door stangen en banden ondersteund moet worden. Op een informatiebord wordt een en ander uitgelegd. Deze acacia van meer dan 3 eeuwen oud behoort tot de oudste in haar soort in West-Europa: men vermoedt dat zij geplant is in 1678 ter gelegenheid van de Vrede van Nijmegen, waarbij de vijandelijkheden tussen de Republiek der Zeven Provinciën en het Koninkrijk Frankrijk werden beëindigd. (We herinneren ons toch allemaal uit de vaderlandse geschiedenis het “Rampjaar 1672“, toen Nederland met zo’n beetje iedereen in Europa oorlog voerde…) De toenmalige eigenaar van Kasteel Doorwerth vond dat zo’n belangrijke gebeurtenis dat dit het beste gevierd kon worden met een jachtpartij voor de internationale gasten én met het planten van drie acacia’s! Deze boomsoort die rond die tijd ontdekt was (in Noord-Amerika, in de Appalachen) en die is vernoemd is naar de Franse botanicus Jean Robin (1550–1629, ook lijfarts van een aantal Franse koningen) was toen een bijzondere “exoot”! Van de drie acacia’s overleefde er in al die jaren eentje – en die overleefde ook nog eens de oorlogshandelingen van 1944! In 1965 heeft de bekende boomchirurg Jörn Copijn de boom behandeld voor die oorlogswonden, wat wonderwel werkte. In 2010 begon de boom echter erg over te hellen: vandaar de stutten en de banden… Het is natuurlijk heel bijzonder dat in al die jaren dan wel eeuwen een boom door alles heen blijft bestaan – wel iets om te koesteren!
Doorwerth: zicht op de ondersteuning van de takken van de oude Valse Acacia op het voorplein van het Kasteel DoorwerthDoorwerth: zicht op de wellicht oudste Valse acacia (Robinia pseudoacacia) van Europa uit de verte
Aan de noordzijde van de ommuurde binnenplaats is leifruit aangeplant. Dit type fruit hoort ook zeker bij een kasteel. Deze bomen zijn al best oud – ze staan daar behaaglijk in de zon en bovendien beschermd tegen de koude wind uit noordelijke richting. Deze beplanting geeft wel iets luxueus en ook weer een “buitenlandse” uitstraling aan het geheel.
Als men vanaf de westelijke dijk het kasteel benadert, dan ziet men de slotgracht, de ophaalbrug en de getrapte gevel van de zuidwestelijke vleugel van dit ogenschijnlijk ongeschonden kasteel. Toch zijn er ook afbeeldingen uit de tijd vlak na de Tweede Wereldoorlog die een geheel ander beeld geven… Bewondering moet men hebben voor de strijdbaarheid en het doorzettingsvermogen van de mensen in de wederopbouwtijd: nu kunnen we weer genieten van een gebouw dat in alle opzichten voldoet aan het beeld dat wij in onze fantasie maken van hoe een “kasteel” eruit moet zien!
Hoewel er enige huizen en hoeven langs de Fonteinallee lagen, was de zo mooi geasfalteerde weg van nu toen eerder een mul zandpad… De enige verharde verbinding tussen Kasteel Doorwerth en “de bewoonde wereld” van destijds was de Holleweg. Deze loopt steil tegen de stuwwal op en is in de loop van de jaren door veelvuldig gebruik en erosie diep uitgesleten. In het begin lijkt de stijging wel mee te vallen, maar bijna bovenaan moeten fietser én wandelaar toch wel even een tandje bijzetten!
Van de Holleweg kwamen bewoners en bezoekers uit op de dijk die in 1648 was aangelegd om het kasteel te beschermen tegen de overlast van hoogwater. Hierdoor hadden zij een visueel mooiere en gemakkelijkere toegang tot het kasteel. Door de aanleg van deze dijk (met zand en leem uit de stuwwal: nu nog is ergens een wel weer dichtgegroeide “groeve” te zien!) kwam het kasteel als het ware in een polder te liggen. De voordelen van het beter bestand zijn tegen de winterse hoge waterstanden wogen zeker op tegen de nadelen van het beter verdedigbaar zijn wanneer het kasteel nog als een eilandje in de rivier zou liggen! Een ander voordeel was dat er binnen de dijk ook ruimte voor de nieuwe moestuin kwam.
Na het rondje over de dijk langs het Kasteel Doorwerth gaat de route verder: nu volgt een pad dat echt “kuitenbijtertje” is, in de vorm van een buitengewoon steil en uitgespoeld pad recht tegen de stuwwal op. Maar eenmaal bovenaan gekomen in het gebied van de “Boersberg” is daar op de rand van de stuwwal met daarachter een mooi beukenbos een uitzichttoren van metaal en wel acht meter hoog. Een bordje waarschuwt om de toren niet te beklimmen bij onweer – dat lijkt duidelijk: de toren is van metaal! Eenmaal bovengekomen over de wenteltrap is het uitzicht geweldig. Toen ik begin maart naar boven ging, was het zicht redelijk beperkt. Toch was het zicht op de naaldbomen op de stuwwal duidelijk. De contouren van Kasteel Doorwerth waren ook strak omlijnd. De torens van de stuw bij Driel staken wit af tegen de achtergrond. Volgens het op een mooi paneel ingegraveerde “panorama” was de afstand tot Nijmegen hemelsbreed 15 kilometer en tot het zuidelijk daarvan liggende Reichswald (in Duitsland) 30 kilometer. Het zicht op de “limes” van destijds, de Neder-Rijn van nu, was helder.
Na een tocht die afwisselend langs droge en nu nog bruinverdorde erosiedalen voerde, maar ook langs oude akkers met mooie oude eiken en vergezichten naar het westen kwam ik met een steile afdaling weer uit bij het laatste stuk van de Fonteinallee, bij de plek waar deze weg onder de brug over de Neder-Rijn van de snelweg A50 doorgaat. Bij de manege daar galoppeerde een elegant schimmeltje met veel toewijding zijn rondjes in de bak – een mooi gezicht! Wel een andere wereld… Hier eindigde dan deel 1 van de etappe – na ongeveer 15 minuten lopen in noordelijke richting langs de snelweg kon ik op de Utrechtseweg in Heelsum de bus nemen terug naar Arnhem. Deze tocht gaat niet alleen over hoog en laag wat de stuwwal en de uiterwaarden betreft, maar ook wat opbouw en verwoesting door de geschiedenis heen betreft… Vele van de oorspronkelijk als mooi bedoelde elementen zijn verdwenen, maar het natuurschoon en vooral de vergezichten zijn blijven bestaan. Wat de Romeinen en de Batavieren in het begin van onze jaartelling hebben gezien, kunnen wij twee millennia later ook nog zien – wat een voorrecht!