Museum Veluwezoom beheert, inventariseert en onderhoudt kunstwerken die in eigendom of uit bruikleen zijn verkregen. Dit cultureel erfgoed is inzichtelijk voor u gemaakt en wij willen dit graag met u delen.
In het Franse Barbizon ontstond vanaf circa 1830 een nieuwe schildersbeweging. Door de uitvinding van de verftube werd het mogelijk buiten, en plein-air, te schilderen. Verf in een tube droogt immers niet uit en kan in kleine hoeveelheden worden meegenomen. Franse schilders als Camille Corot en Jean François Millet maakten van deze nieuwe mogelijkheid gebruik en verruilden hun atelier voor een plek in het bos. Hier gingen zij op zoek naar een meer realistische weergave van de natuur.
Deze ontwikkeling wekte ook de interesse van Nederlandse schilders. Sommigen van hen, zoals Willem Roelofs, bezochten Barbizon, anderen zien deze Franse schilderijen op tentoonstellingen in Brussel. Ook zij gingen er met verftube en schildersezel op uit en ontdekten het wonderschone landschap rond Oosterbeek. De eerste schilders die hier naast Roelofs rond 1840 neerstreken, waren Hendriks en Johannes Warnardus Bilders. Zij worden al snel gevolgd door anderen als Anton Mauve en de gebroeders Maris. Ook vrouwelijke schilders als Maria van Bosse, Maria Vos en Adriana Haanen maakten naam. Schilderijen uit deze periode (1840-1885) staan bekend als de Oosterbeekse School, een voorloper van de Haagse School.
Niet alleen kunstenaars kregen oog voor het fraaie landschap. De aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Arnhem in 1845 met stations in Wolfheze en Oosterbeek ontsloot het gebied voor gefortuneerde families elders uit het land. Zij bouwden villa’s om er gedurende de zomermaanden te verblijven of er zelfs permanent te gaan wonen.
Deze welgestelde inwoners stimuleerden de komst van kunstenaars. Zij kochten schilderijen of ondersteunden op andere wijze aanstormend talent. De schilders werden gevolgd door schrijvers, dichters en musici. Zo werd Oosterbeek samen met Wolfheze in de loop van de 19e eeuw de eerste kunstenaarskolonie van Nederland.