Menu

Koekkoek op bezoek

 

‘Koekkoek op bezoek’ is de titel van de eerste van de twee tentoonstellingen, die Museum Veluwezoom en het B.C. Koekkoek-Huis in Kleef samen organiseren. Beide musea wisselen hun topstukken uit om de bezoekers een indruk te geven van het werk, dat in het Nederlands-Duitse grensgebied ontstond in de 19de en de 20ste eeuw. De tentoonstelling in Museum Veluwezoom is te zien tot 2 oktober 2022. Het verbouwde B.C. Koekkoek-Huis in Kleef opent haar deuren vanaf 2 mei 2022 voor de tentoonstelling ‘Grenzeloos Landschap’ met topstukken van ons museum.

De familie Koekkoek telt een groot aantal kunstschilders, van wie Barend Cornelis Koekkoek de beroemdste is.

B.C. Koekkoek – Prins van de Landschapschilders

Barend Cornelis Koekkoek (Middelburg 1803-1862 Kleef) wordt beschouwd als de beroemdste landschapschilder van de romantiek in Nederland. Door zijn vader wordt hij ingewijd in de schilderkunst en voltooit zijn opleiding aan de Koninklijke Academie in Amsterdam in 1822/23 met een studiebeurs van de Nederlandse koning Willem I. Daar wordt hij leerling van de portretschilders Jan Willem Pieneman (Abcoude 1779-1853 Amsterdam) en zijn latere schoonvader Jean Augustin Daiwaille (Keulen 1786-1850 Rotterdam).

In 1826 verlaat Koekkoek, die besluit landschapschilder te worden, de kunstmetropool en gaat op zwerftocht. Hij verblijft op verschillende plaatsen in Nederland en sluit zich aanvankelijk aan bij enkele schilders in Hilversum – een van de vroegste kunstenaarskolonies van ons land. In de zomermaanden bezoekt hij samen met andere schilders Beek bij Nijmegen, waar hij het heuvelachtige landschap leert waarderen en waarschijnlijk ook voor het eerst Kleef bezoekt. Hij maakt zijn eerste reizen naar Italië, het Harzgebergte en de rivieren de Rijn en de Maas. In 1832 wordt hij erelid van de Koninklijke Academie van Amsterdam en is al een gevierd landschapschilder. In de loop van zijn leven volgen talrijke prijzen en deelnamen aan internationale tentoonstellingen.

Koekkoek, die sinds 1826 met zijn leermeester August Daiwaille op zijn lithografisch instituut werkt, trouwt in 1833 met zijn dochter, de talentvolle tekenares Elise Thérèse Daiwaille (Amsterdam 1814-1881 Koblenz). In 1834 vestigt het echtpaar zich in het idyllische kuuroord Kleef in de Pruisische Rijnprovincie. Uit dit huwelijk worden vijf dochters geboren, waarvan er één als kind is gestorven.

Vanuit Kleef onderneemt Koekkoek talrijke reizen langs de Duitse en Nederlandse rivieren. Zijn specialiteit wordt het bos – gigantische knoestige bomen, zonnige open plekken, de landelijke bevolking op wandelpaden. Als Rijnromanticus schildert hij de kasteelruïnes langs de rivier als getuigen van de menselijke vergankelijkheid.

In 1841 publiceert hij zijn ‘Erinnerungen und Mitteilungen eines Landschaftsmalers’ (Amsterdam), een als reisgids ontworpen leerboek. Zijn bewonderaars schenken hem de eretitel ‘Prins van de Landschapschilders’. In 1841 richt hij in Kleef een tekenschool op en staat in nauw contact met veel Nederlandse collega’s. Plannen voor een grotere academie in Kleef mislukken. In 1843 richt hij in Kleef een kunstvereniging op.

In datzelfde jaar koopt Koekkoek een groot stuk grond buiten de stadsmuren, waar hij zijn studiotoren ‘Belvédère’ bouwt. In 1848 wordt zijn representatieve kunstenaarspaleis opgeleverd, tegenwoordig het Museum B.C. Koekkoekhuis.
In 1845 krijgt Koekkoek van koning Willem II de opdracht mee te reizen

naar Luxemburg om daar zijn bezittingen te schilderen. Koekkoek staat op het hoogtepunt van zijn succes. Koningen betuigen hem hun respect in Kleef.

In de laatste jaren van zijn leven, na een beroerte in 1859, wordt het stil rond de schilder en in 1862 sterft hij in zijn kunstenaarspaleis in Kleef. Zijn weduwe veilt het landgoed en verkoopt het huis in 1869.

In de tentoonstelling is Barend Cornelis Koekkoek het middelpunt. Maar ook van de andere schilderende familieleden, tijdgenoten en leerlingen is werk te bewonderen. Om een paar namen te noemen: Johannes Warnardus Bilders, Willem Bodeman, Jacob Cremer, Louwrens Hanedoes, Johann Bernhard Klombeck, Hendrik Dirk Kruseman van Elten, Cornelis Lieste en Hendrik Lot.